Jong talent Jessie Brevé
Jong talent Jessie Brevé: ‘Ik houd van een melodische aanpak’
Ze speelt meestal baritonsax, altsax en basklarinet: Jessie Brevé (28) is een vertrouwde kracht in big bands en professionele jazz- en lichte muziekorkesten. Verliefd op de saxofoon, midden in het muziekwereldje – en met beide benen op de grond. Een gesprek over jazz, hard werken, studeren én natuurlijk rieten. ‘In het Metropole Orkest zitten ze niet te wachten op een soppig geluid.’
Tekst en foto’s Tom Beek, met dank aan Jazz Bulletin
Jessie Brevé: ‘Ik ben opgegroeid in Olst, vlakbij Deventer. Mijn moeders roots liggen in Zeeuws-Vlaanderen en mijn vader komt uit het Gooi; we zijn import. Niet een streek waar jazz nou zo populair is. Mijn ouders draaiden thuis veel verschillende soorten muziek. Mijn vader is ook muziekdocent; het was dus logisch dat mijn zus en ik een instrument moesten kiezen. Na de blokfluit kwam de saxofoon, die was bij uitstek geschikt voor jazz! Toen was ik 9. Dat was gelijk heel leuk. We speelden veel samen. Mijn vader zingt, speelt contrabas en piano. Mijn zus speelt ook bas en piano. We deden optredens op school.’
‘Op de middelbare school was ik helemaal into Joshua Redman. Dat was het hoogst haalbare: op tournee door Europa met je eigen band en dan in het Bimhuis spelen. Niet dat ik ooit een minuut heb gedacht dat zoiets me ging lukken, maar het is wel een soort droom.
‘Ik zat op de middelbare school samen met een paar gelijkgestemden in een jazzcombo, onder wie Mo van der Does. Hij ging naar het Junior Jazz College in Amsterdam. Ik koos eerst voor de vooropleiding in Arnhem, maar intussen hoorde ik vaak: “Je moet naar Amsterdam.” Dat heb ik toen gedaan. Ik speel nu trouwens in Mo’s band Motet, moderne jazz met superveel improvisatie.’
Conservatorium: bariton
‘Op het conservatorium speelde ik voor ik het wist in allerlei big bands. Ik was 17 en allang blij dat ik was toegelaten. De altisten naast mij kregen allemaal solo’s en vette melodieën – en daar zat ik dan, met dat enorme ding. Ik vond baritonsax best moeilijk in het begin, je hebt veel adem nodig, het moest altijd harder. Best een struggle. Uiteindelijk kreeg ik door bariton ook kansen om aan gave projecten mee te doen. Zo groeide mijn liefde voor het instrument.
‘Rondom baritonsax hangt zo’n beeld dat het niet zo geschikt is om solo’s op te spelen, of dat je moet klinken zoals Ronnie Cuber – die ik trouwens te gek vind. Maar je kunt er ook een mooie melodie op spelen, dat kan op die toeter allemaal supergoed. Er zijn nog veel meer mogelijkheden. Ik vind het zonde dat het geluidspalet zo armzalig wordt weergegeven.
‘Op bariton kun je ook een mooie melodie spelen’
‘Als je echt een goeie sound maakt op een bariton, kom je ook beter in de functie van het instrument. Die functie is superinteressant. Ik speel overigens nog heel veel alt.’
‘Ik hou van lage frequenties. Ik heb ook cello en contrabas gespeeld. Gaandeweg lukte het me steeds beter om mijn stem hierop te vinden. Toen kwam de basklarinet erbij, dat was liefde op het eerste gezicht.
Trondheim en impro in Amsterdam
‘Een deel van mijn master heb ik in Trondheim gedaan. In Amsterdam voelde ik me best wel ondergesneeuwd en in Noorwegen was het maar een kleine klas. Een confidence boost, ik werd helemaal omarmd door de medestudenten. Veel geleerd ook daar, echt een droom. Vooral omdat mensen je zien. Ik ging ook veel vrije impro doen en ik woonde met allemaal muzikanten in huis, heel leuk, in een studentenstad. Net toen ik daar lekker zat te piepen en te knorren, belde het Metropole Orkest..
‘Er is nu veel meer impro op het conservatorium van Amsterdam. Het verandert, op een goede manier. De oude garde is weg, zeg maar. In de master leggen ze meer nadruk op schrijven en zelf creëren.
‘Je hebt nog steeds een mooie mix. Voor saxofoonsectie zitten daar Marc Scholten en Leo Jansen. Het is ook fijn voor je carrière dat je dat allemaal een beetje kan.
‘Ondertussen ben ik helemaal gewend aan Amsterdam. Ik heb toen voor het conservatorium gekozen, niet zozeer voor de stad. Er is veel toerisme. Een auto voor de deur kan meestal niet. Samen met zes toeters woon ik op 19 vierkante meter met enkel glas, in een best wel drukke straat. Het went. Maar het liefst zou ik naast mijn huis ook een hutje op de hei hebben, om ook een beetje tot rust te komen.
‘Natuurlijk ben ik blij met een volle agenda. Maar het kan ook benauwend zijn. Het is tegenstrijdig: aan de ene kant ben ik verlegen en bescheiden, maar als ik eenmaal iets ga doen, ga ik het ook dóen. Dat heb ik eigenlijk met alles. Ik ga gewoon met een gestrekt been erin.’
Mooie harmonieën en een duidelijke melodie
‘Je bent zo bezig met doen wat je passie is, en iedereen heeft overal maar een mening over, dat je soms gewoon vergeet wat je eigen mening ook alweer was. En wat je zelf mooi vindt. Dan moet je alles even láten. En dan tot de kern komen: waarom maak ik muziek, wat vind ik mooi? Zonder dat iemand er iets van vindt.
‘Ik wil doen waar mijn hart ligt. Bijvoorbeeld Melancholia, die solo pianomuziek van Ellington, daar krijg ik de tranen van in mijn ogen. Die muziek wil ik op een frisse manier gaan spelen.
‘De afgelopen drie jaar heb ik veel gecomponeerd. Ik moet mijn creatieve zelf uitdagen, want als ik echt alléén maar orkesten doe, dan heb ik het gevoel dat het creatieve langzaam afsterft. Het komt wel. Maar soms moet je jezelf een schop onder je reet geven. Anders komt het er niet van. Dan moet ik iets in gang zetten, anders blijf ik maar cirkeltjes draaien.
‘Ik hou van liedjes van concrete melodieën, herkenbaar en toegankelijk. Niet commercieel ofzo, maar mooie harmonieën en een duidelijke melodie.’
‘Soms moet je jezelf een schop onder je reet geven. Anders komt het er niet van’
‘Er is in Amsterdam ook veel New York-style jazz: heftige, intense muziek, heel intellectueel. Ik zoek graag de rust op. Het hoeft voor mij geen suite te zijn met zes delen. Solo’s hoeven voor mij ook niet altijd helemaal over the top te zijn. Ik hou van een melodische aanpak. De informatiedichtheid moet een functie hebben. Gewoon iets met een kop en een staart. Ik luister ook veel popmuziek; ik denk dat het daar ook vandaan komt.
‘Jakob Bro vind ik heel goed. Hij schrijft kort en bondig; daar kun je zelf mee aan de haal. Heel gaaf. Net als Matthias Eick, een Noorse trompettist. Bij veel folkmuziek komen de ingewikkelde maatsoorten voort uit die melodie, dan is het een natuurlijk muzikaal iets.
Big band jungle
‘Op dit moment speel ik met veel verschillende big bands en orkesten, ook als vaste invaller. Bijvoorbeeld in het Amsterdam Art Orchestra, de big band van Marieke van Dijk, zo leuk.
‘Mensen willen je gewoon graag in een hokje stoppen. Ik ben erin gerold. Dan wil je er ook wat leuks van maken. Ik heb ervoor gekozen om veel in grotere bezettingen te spelen. Dan kun je ook niet zeggen: ik pas me niet aan. Je moet je altijd een béétje aanpassen als je ergens bent. Dan doe je water bij de wijn.
‘Zo’n orkest is een jungle van opvattingen. Je moet je plek vinden, je oren openzetten, zo goed mogelijk spelen en je afvragen: wat heeft de muziek hier nodig? Je bent niet onafhankelijk. Je moet mee met de ritmische en dynamische opvattingen van de drummer, je moet mee met de bastrombone. Ik kies wat op dat moment het beste werkt.
‘Soms krijg ik weer die vraag: waarom ik ergens de enige vrouw ben. Dan antwoord ik: “En, hoe vond je de muziek?” Dáár wil ik het over hebben.
‘Soms komen ze erachter dat ik ook kan soleren. Dan gaan ze dus ook leukere partijen voor je schrijven. Dat vind ik helemaal te gek. Dat mensen je zien om wie je bent.
‘Ik ben 28, ik heb nog tijd. Sideman zijn vind ik leuk, ik ben er goed in, en er is veel eer aan het behalen.’
‘Soms krijg ik weer de vraag waarom ik de enige vrouw in het orkest ben. Dan antwoord ik: “En, hoe vond je de muziek?” Dáár wil ik het over hebben.’
'Waar speel je op?' vroegen we aan Jessie.
Baritonsax
Merk: Selmer Mark VI met lage A
Mondstuk: Berg Larsen 115 2SMS.
‘Ik speelde eerst op een 125 Berg Larsen, daar had ik veel sound op. Een heel rond geluid, maar ik miste ook een beetje kern. Toen ben ik iets lichter gaan spelen omdat ik wat meer kern en wat meer hoog in het geluid wilde. Dat maakt ook uit. Het gaat niet alleen om power. Als ik alleen maar solo zou spelen speelde ik waarschijnlijk op iets anders.’
Rieten: D’Addario Select 3 hard unfiled of D’Addario Royale 4.
‘Die Royale zijn wat lichter, niet zo zwaar als bijvoorbeeld een 4 van een blauwe Vandoren.’
Basklarinet
Merk: Buffet Crampon Prestige, tot laag C.
Mondstuk: Vandoren B45 en soms Vandoren B40.
Rieten: blauwe Vandoren traditional 3,5.
‘Ik hou wel van een beetje weerstand.'
Bb-klarinet
Merk: Buffet Crampon E13
Mondstuk: Vandoren Classic M30 / tip 115.
Rieten: blauwe Vandoren traditional 3,5.
‘In grote ensembles zoals het Metropole Orkest, waar ik vaak ik speel, zitten ze niet te wachten op een soppig geluid. Daar klinken de klarinetten ook heel klassiek. Ik vind het mooi als er kern inzit. Niet teveel lucht, helder.’
Altsax
Merk: Selmer Super Balanced Action, M53802
Mondstuk: Meyer 7.
Rieten: Java rood 3 of 3,5.
Tenorsax
Mondstuk: eboniet Vandoren V16, een 7.
Rieten: Java rood.
Dwarsfluit
Merk: Marumatsu
‘Ik heb ook een Yamaha fluit met open kleppen en een zilveren hoofd. Maar daar zit geen riet op, haha.’
Over dubbelen
‘Als je lange tijd niet op een instrument speelt, moet je je embouchure weer opbouwen. Zeker als je wat drukker bent, is het een kwestie van tijd inplannen en vooruit werken. Dan kom je weer goed in shape. Maar over het algemeen probeer ik alle instrumenten een paar keer per week aan te raken, ook omdat ik vaak last-minute word gebeld. Anders zit je niet lekker. Dan speel ik eerst lange noten, staccato, grote intervallen, gebroken akkoorden in wijde ligging, ladders, saaie dingen, haha. Ook voor mijn intonatie. De Cello Suites van Bach zijn mijn holy grail. Mooie muziek. Op alt kun je de bassleutel ook lezen. De 4e suite bijvoorbeeld heeft een Es over vier octaven, dus als je die speelt, heb je alles aangeraakt. Een goede workout.’
Wil je nóg meer weten over Jessie? Kijk dan op haar site jessiebreve.com